Peter (gefingeerde naam) uit het Brabantse Oss reisde half maart halsoverkop af naar Oekraïne om te vechten tegen de Russen. Zonder ook maar een schot te hebben gelost is hij sinds vorige week maandag weer thuis. “Ik moest een contract tekenen voor een jaar, dat ging me te ver.”
Tegenover Omroep Brabant vertelt Peter hoe de dramatische beelden uit Oekraïne zijn rechtvaardigheidsgevoel aansprak. Hij moest en zou gaan helpen. Zelfs als hem dat zijn eigen leven zou kosten en hij daardoor zijn 17-jarige zoon achter zou moeten laten.
Op 17 maart werd hij door een busje met andere Nederlanders opgehaald. Ze hadden contact met een kolonel, maar dat was “heel erg wazig.”
Eenmaal bij de grens werden ze ’s nachts opgepikt. De chauffeur gebood hen een bos in te lopen, om zodoende bij de verzamelplek te komen. Luxe slaapplekken waren er niet, Peter en zijn kompanen moesten op ‘stretchers in donkergroene tenten’ slapen.
De daaropvolgende dag deelde het Oekraïense leger spullen uit. Peter kreeg een AK47, 800 kogels en een helm. “We kregen geen schiettraining, dat was heel erg raar.”
Patrouille
In de dagen die volgen, is Peter een of twee per dag op patrouille gegaan. Onder leiding van Oekraïense militairen lopen ze in de buurt, of touren met een jeep door dorpjes op zoek naar ‘vreemde dingen’.
“Vaak stonden er mensen met wapens en wegversperringen. Bewoners hadden molotovcocktails gemaakt. Dan besef je: dit is écht. Het is haast zo echt, dat het nep lijkt.”
Contracten
Na een paar dagen worden Peter en de anderen gesommeerd contracten te ondertekenen. De arbeidsvoorwaarden spreken Peter niet aan en daarom tekent hij niet.
“We moesten voor een jaar tekenen en kregen 300 euro per maand. “Wie eerder wegging of gewond raakte, kreeg niks. Als je zou overlijden, kreeg je geen cent. Het leek net een wurgcontract.”
Omdat Peter niet tekende, moest hij zijn wapens en helm weer inleveren. Hij was niet langer gewenst.
We hebben toch iets toegevoegd
Inmiddels is hij dus weer thuis in Oss. “Ik ben blij dat ik ben gegaan. Ik heb het idee dat we wel iets hebben toegevoegd. Al is het maar een druppel op een gloeiende plaat.”