Arco Senders uit Nieuwegein is 50 jaar en weegt maar liefst 354 kilo schoon aan de haak. De zwaarlijvige man is aan zijn bed gekluisterd. Hij is zo zwaar, dat hulpverleners hem uit veiligheidsoverwegingen niet langer mogen helpen.
De enige die niet opgeeft is zijn moeder, een broos vrouwtje van 88 jaar die zelf nauwelijks nog kan lopen. Ze beweegt zich voort middels een rollator, maar zorgt dagelijks voor haar zoon. Dat zal ze ook blijven doen, zegt ze. ”Al val ik zelf om, ik laat hem niet in de steek.”
Dwarslaesie
Arco kreeg 2.5 jaar geleden een dwarslaesie, waarna hij steeds zwaarder werd. Dat liep behoorlijk uit de hand, getuige het gewicht van 354 kilo. Inmiddels is het zo erg, dat het bed waarop de man ligt niet sterk genoeg meer is om het gewicht te houden. Ook de tillift is niet berekend op de kilo’s.
Dat is exact de reden waarom zorgorganisaties niet meer willen dat medewerkers Arco helpen. Als een medewerker met zijn/haar voet onder het bed staat en het zakt door, dan zijn werkgevers aansprakelijk. En dat moet voorkomen worden.
‘Altijd al zwaar’
Hij ligt inmiddels al 14 dagen achter elkaar op bed. Hij mag er niet meer uitgehaald en aangekleed worden. ”Het enige dat ze nu nog doen is mondzorg, me wassen en me te eten en te drinken geven”, zegt Arco vanuit zijn bed. Hij is erg verdrietig en gaat er psychisch aan onderdoor.
Arco legt uit dat hij sinds kind af aan al ‘fors’ was. ”Ik heb er best wel aanleg voor. Toen ik een jaar of 20 was ontdekte ik de kroeg en is het uit de hand gelopen. Het ene na het andere drankje ging erin en op gegeven moment ga je dat natuurlijk wel zien aan je lichaam.
Hij wilde graag afvallen, maar stelde dat altijd uit. Zodra hij te maken kreeg met een tegenslag, rende hij naar de koelkast en at hij zijn verdriet weg. ”Dat gaf me een geluksgevoel, maar inmiddels ben ik niet gelukkig meer”, aldus Arco die de ene na de andere sigaret opsteekt.”
Hulp
Arco vindt het niet leuk dat zijn moeder, die kanker heeft, hem de hele dag moet verzorgen. ”Maarja, het is nu eenmaal zo gegaan. Ik lig hier maar.”
Toch zou hij graag uit zijn benarde situatie bevrijd willen worden. Hoe hij dat wil bereiken is vooralsnog onduidelijk: ”Ooit komt het goed.”
Daar denkt zijn moeder helaas anders over: ”Ik heb al de hoop opgegeven dat hij ooit nog kan lopen of gaat staan. Dat is er niet meer bij. Maar dat hij toch denkt: ‘ik kan dit nog wel’.”